Het gat in de heg

Ooit komt er een tijd dat de mensheid zal hebben opgehouden te bestaan. Wat eigenlijk geen goede formulering is want ook het begrip ’tijd’ zoals wij dat kennen bestaat dan niet meer. Je moet proberen je voor te stellen dat alles wat wij nu kennen of weten weg is, alsof het er nooit is geweest.

We kennen de geschiedenis van oude volken, van hier tot aan de verste uithoeken van onze planeet. Er zijn mensen die de beschavingen van het Zuidoosten van Europa, het Midden-Oosten en Noord-Afrika het begin noemen. Maar het is hooguit de oorsprong van onze eigen, westerse beschaving. Het is een geschiedenis die nog maar net aan de gang is. Verder weg, in het Verre Oosten, in Australië en de eilanden van de Stille Oceaan, gaat de geschiedenis misschien nog wel verder terug. De oorspronkelijke bewoners van Amerika zijn afkomstig uit het noorden van Azië. Ze zijn ooit de Beringstraat overgestoken – zo zeggen wij dat, maar die bestond toen nog niet – en verspreidden zich over Noord- en Zuid-Amerika. Wij van het westen van Europa zijn hen Indianen gaan noemen vanwege de vergissing van zeevaarders die niet wisten dat het Amerikaanse continent überhaupt bestond. Het was vanwege het verschuiven van aardplaten losgekomen van wat wij nu Afrika noemen.

In Afrika zelf, heeft men vastgesteld, stond de eerste mens op: Homo Erectus. Maar nee, die komt nog na Homo Habilis, die op zijn beurt misschien wel na Homo Innocentus komt, een Homo die we over het hoofd hebben gezien. We hebben het nu over 2.000.000 jaar geleden. Het is allemaal uitgezocht en wetenschappelijk onderbouwd. Het gaat over tijden waarvan we ons niet of nauwelijks kunnen voorstellen hoe ver die achter ons liggen. Maar kijk: ook die gigantische hoeveelheid geschiedenis zal ooit niet alleen vergeten zijn, ze zal niet hebben bestaan omdat er dan geen enkele levende ziel is, geen enkele entiteit, die daar ook maar in de verste verte nog iets van weet.

We weten wél allemaal dat we een keer zullen sterven en uiteindelijk, de een na de ander, zullen opgaan in de vergetelheid, als druppels in de oceaan. In de ’tijd’ waar ik het over heb zal er niets meer van ons over zijn, ook geen herinnering, ook niet de wetenschap dat we er ooit zijn geweest. We hebben nooit bestaan. Wij, die de aarde in bezit hebben zullen er ooit nooit zijn geweest. Dat geldt voor jou en mij, allemaal in het middelpunt van onze eigen wereld, dat geldt voor bankiers, miljonairs, voor machthebbers van vroeger en nu. Ook het duizendjarig rijk van de Trumpdynastie zal dat lot ondergaan, zelfs als het werkelijk duizend jaar zou bestaan. Wat God verhoede, maar dat hoef ik er niet eens bij te zeggen: het is van geen enkel belang. Duizend jaar is een miljoen keer – ik noem maar wat – minder dan een nanospat in het geheel van het bestaan van het universum.

Hannibal, Napoleon, Julius Caesar. Attila de Hun. Alexander de Grote, Willem van Oranje, Arendsoog, Harry Mulisch, iedereen die dacht nooit vergeten te worden, Ivo Niehe, de winnaar van het Songfestival, Maarten van de Weiden, Thierry Baudet, ze zitten allemaal in dezelfde spat van de tijd, en ze hebben geen van allen bestaan.

Of er dan nog mensen zijn – ik denk het niet – of dat een andere diersoort de macht heeft overgenomen – denk ik ook niet – of dat er een vorm van leven zal zijn die wij ons niet kunnen voorstellen – dat zou kunnen – datgene wat wij waren zal dan er nooit zijn geweest.

Dat zijn van die gedachten die ik wel eens heb als ik op de televisie zie dat twee buren naar de Rijdende Rechter zijn gestapt omdat de hond van de een van hen een gat onder de heg van de ander heeft gegraven.